Wel of geen mentale gezondheidscrisis onder jongeren?
‘Voor de jongeren om wie het gaat, is het in ieder geval wél crisis.’
De afgelopen jaren buitelen de koppen over elkaar heen: “Geen sprake van mentale crisis onder jongeren” tegenover “Jongeren massaal uit balans”. Tegelijk hoor ik in gesprekken met jongeren dat het gaat om: druk, vermoeidheid, eenzaamheid, somberheid, angst om te falen – en het gevoel niet altijd serieus genomen te worden.
In veel onderzoeken – ook samengevat in eerdere blogs op btcoaching.nl – komt naar voren dat ongeveer 30% van de jongeren vóór hun 25e levensjaar te maken krijgt met serieuze mentale problemen. Dat betekent: een periode waarin iemand echt vastloopt, uitvalt of langdurig fors beperkt wordt in school, werk of sociale contacten. Of je dat wel of geen “crisis” noemt, is wat mij betreft vooral een semantische discussie. Voor de jongeren om wie het gaat, is het in ieder geval wél crisis.
Wat zeggen de recente cijfers?
Het RIVM volgt sinds de coronaperiode de mentale gezondheid van jongeren via het Jongerenonderzoek (Netwerk GOR). De meest recente ronde (september 2025) laat een voorzichtig herstel zien in mentaal welzijn, vergeleken met eerdere meetmomenten.
Tegelijkertijd liggen huisartscontacten vanwege angst, somberheid en suïcidegedachten nog altijd hoger dan vóór 2019. RIVM+1
Met andere woorden: de piek die werd gemeten rond corona lijkt iets af te vlakken, maar we zijn niet “terug bij normaal”. En zelfs dat “normaal” betekende al dat een aanzienlijk deel van de jongeren met forse psychische klachten kampte.
Als we dan concluderen dat er “geen crisis” is, riskeren we twee dingen:
- We normaliseren een veel te hoog percentage jongeren dat vastloopt.
- Jongeren krijgen impliciet de boodschap dat ze zich aanstellen, of “gewoon wat minder moeten piekeren”.
Dat is een slechte basis voor openheid en hulp zoeken.
Sociale media: zondebok of vergrootglas?
In discussies over jongeren en mentale gezondheid komt sociale media steevast voorbij. Recent zat ik bij een bijeenkomst waar een vertegenwoordiger van Snapchat verwees naar een onderzoek van het Trimbos Instituut, met de boodschap: “Er is geen verband tussen sociale media en mentale problemen aangetoond.”
Dat klinkt geruststellend, maar het doet geen recht aan wat het onderzoek en andere onderzoeken echt laten zien. Een directe relatie blijkt lastig wetenschappelijk te onderbouwen maar er worden wel degelijk negatieve gevolgen van sociale media aangetoond.
Trimbos is zelf expliciet: de impact van sociale media op welzijn is niet voor alle jongeren hetzelfde. Jongeren die moeite hebben met emotieregulatie of een laag zelfbeeld hebben, lopen een grotere kans op een negatief verband tussen hun welzijn en hun sociale mediagebruik. Jongeren die emoties wél goed kunnen reguleren, lijken minder kwetsbaar en ervaren vaker neutrale of positieve effecten. Trimbos-instituut+1
Met andere woorden: sociale media zijn geen technologie waar iedereen aan ten onder gaat, maar wel extra gif voor een kwetsbare grote groep jongeren.
Wat zegt de internationale wetenschap?
Kijken we breder dan één rapport, dan zien we een genuanceerder beeld. Een invloedrijke review van de Nederlandse onderzoeker Patti Valkenburg laat zien dat de verbanden tussen gemiddeld sociale mediagebruik en mentale gezondheid bij adolescenten vaak klein en soms inconsistent zijn. Sommige studies vinden nauwelijks verband; andere zien wel een relatie met depressieve of angstklachten, vooral bij intensief gebruik. PubMed
Recentere studies richten zich steeds vaker op problematisch sociale mediagebruik: gebruik dat zodanig uit de hand loopt dat het slaap, school, relaties en stemming aantast. Een systematische review uit 2024 laat zien dat intensief of problematisch sociale mediagebruik samenhangt met slechtere mentale gezondheid én slechtere slaap – precies de combinatie die veel jongeren herkennen. ScienceDirect
Een andere review uit 2025 beschrijft welke factoren voorspellen dat jongeren problematisch gaan gebruiken: onder meer impulsiviteit, emotionele problemen, weinig sociale steun en al bestaande psychische klachten vergroten het risico. SpringerLink
Belangrijk: deze studies laten meestal verbanden zien, geen harde causaliteit. Maar dat is in de praktijk precies genoeg reden om sociale media serieus te nemen als risicofactor – zeker bij jongeren die al onder druk staan.
Dus… is sociale media nu “slecht”?
Nee. Trimbos benadrukt zelf dat sociale media óók positieve kanten hebben: contact met vrienden, steun ervaren, jezelf uiten, informatie vinden, je minder alleen voelen. Trimbos-instituut
De eerlijke conclusie is dan ook:
- Voor een deel van de jongeren zijn sociale media overwegend neutraal of zelfs helpend.
- Voor een aanzienlijk kwetsbare groep kunnen sociale media een versterker zijn van stress, eenzaamheid, slaapproblemen en somberheid.
- Of het goed of slecht uitpakt, hangt af van context: persoonlijkheid, emotieregulatie, thuissituatie, schooldruk, en hoe platforms zijn ontworpen (oneindige feed, notificaties, vergelijking met anderen).
Wie dan op basis van één studie zegt: “Er is geen probleem”, gebruikt wetenschap selectief.
Waarom ik toch wél van een crisis durf te spreken
Als ongeveer één op de drie jongeren voor hun 25e vastloopt, als huisartsbezoeken voor zware klachten hoger liggen dan vóór 2019, als zoveel jongeren zich melden bij de GGZ en eindeloos moeten wachten en als we weten dat een mix van prestatiedruk, sociale onzekerheid en digitale prikkels veel jongeren overbelast, dan is voor mij de vraag niet óf er een crisis is – maar of we bereid zijn het systeem daaromheen te veranderen.
Wat is er nodig?
- Structureel investeren in preventie op scholen: minder nadruk op cijfers, meer ruimte voor falen, experimenteren en identiteit.
- Jongeren helpen om emotieregulatie vaardigheden te ontwikkelen: leren omgaan met stress, vergelijking, afwijzing.
- Eerlijke, niet-moralistische voorlichting over sociale media: geen paniekboodschappen, maar samen kijken naar gebruikspatronen, grenzen en herstel.
- Serieus nemen wat jongeren zelf aangeven: niet wegwuiven als “aanstellen”, maar onderzoeken wat erachter zit.
Als we stoppen met discussiëren over de vraag of het woord “crisis” wel of niet mag, komt er ruimte voor de échte vraag:
Wat gaan wij – ouders, scholen, organisaties en hulpverleners – vandaag anders doen zodat minder jongeren straks vastlopen?
Dat gesprek is urgenter dan de semantiek. En precies daar begint verandering.





